woensdag 21 augustus 2024

Leesonderwijs: gebruik papier voor langere teksten en digitaal als ondersteuning

Het proefschrift Digitaal lezen, anders lezen? brengt verschillen tussen het lezen van papier en van schermen in kaart. Hoe kan het leesonderwijs hiermee omgaan?

(Vorige versie dateert van 11/01/2024)

De leesvaardigheid van Nederlandse kinderen en jongeren loopt achteruit. Middelbare scholieren zijn, zo bleek eind vorig jaar uit het internationale onderwijsonderzoek PISA, tussen 2018 en 2022 minder vaardig geworden in lezen. Een derde van de jongeren loopt inmiddels het risico om met een onvoldoende leesvaardigheid het voortgezet onderwijs uit te stromen. Het beeld bij basisscholieren is blijkens het begin 2023 verschenen, eveneens internationale onderwijsonderzoek PIRLS evenmin rooskleurig: hun leesvaardigheid daalde tussen 2016 en 2021 significant en dus 'betekenisvol'. Zowel basis- als middelbare scholieren presteren minder sterk als de teksttaak complexer wordt. Het gaat dan om het interpreteren van informatie uit de tekst, en het integreren ervan met eigen kennis en ervaringen.

ChatGPT: "De toename van digitale media heeft de neiging om te leiden tot kortere aandachtsspannes, aangezien mensen vaak snel door verschillende inhoud bladeren. Dit kan van invloed zijn op het vermogen om diepgaand te lezen en complexe informatie te begrijpen."

Veel vingers wezen naar het thuisonderwijs tijdens de coronacrisis, het lerarentekort en het methodegerichte leesonderwijs. Maar waarschijnlijk speelt ook het veelvuldig gebruik van digitale media, zowel thuis als op school, een rol in de leescrisis. Het huidige medialandschap kent een sterke versnippering, met een woud aan dragers - gedrukte media, televisie, digitale apparaten - en kanalen of platforms - kranten zoals De Telegraaf, televisiezenders zoals NPO1 en sociale media zoals TikTok. Er staat een veelheid aan keuzes tot de beschikking, en dit leidt tot concurrentie. Mensen besteden als gevolg hiervan steeds minder tijd aan lezen, terwijl frequent leesgedrag positief samenhangt met de leesvaardigheid. Binnen het leesdieet maken romans en krantenartikelen bovendien plaats voor kortere teksten op sociale media. Het is juist vooral het lezen van langere teksten en fictie dat de leesvaardigheid stuwt.

Naast de kwantiteit neemt ook de kwaliteit van lezen in het digitale tijdperk af. Digitaal lezen verloopt over het algemeen non-lineair, scannend en vluchtig. Lezers nemen teksten niet van begin tot eind en in het geheel tot zich, maar in delen, waarbij ze er bovendien snel doorheen gaan, korte stukjes lezen en veelvuldig wisselen tussen teksten. Diepgaand, geïntegreerd lezen maakt steeds meer plaats voor oppervlakkig, gefragmenteerd lezen. "Ooit was ik een diepzeeduiker in een zee van woorden", aldus schrijver Nicolas Carr in het boek Het ondiepe: Hoe onze hersenen omgaan met internet. "Nu glijd ik over de oppervlakte als een jetskiër."

Recente meta-analyses bevestigen dat digitaal lezen leidt tot vervlakking. Lezen van het scherm blijkt minder bevorderlijk voor het tekstbegrip dan papier. Dit is het geval voor computers en ook voor specifiek mobiele apparaten, zoals smartphones en tablets. Wel gaat het hoofdzakelijk op voor informatieve, en niet voor verhalende, teksten.

ChatGPT: "Digitale apparaten bieden vaak mogelijkheden voor multitasking, wat kan leiden tot afleiding tijdens het lezen. Meldingen, sociale media en andere online activiteiten kunnen de concentratie verminderen en het begrip van de tekst beïnvloeden."

Papier geniet de voorkeur voor diepgaand tekstbegrip, maar binnen het digitale landschap zijn er ook verschillen. De e-reader komt blijkens twee studies uit mijn proefschrift naar voren als het meest geschikte leesapparaat voor diepgaand, geïntegreerd lezen. Mensen die e-boeken lezen, waarderen de leeservaring van de e-reader nagenoeg even positief als van papier. De e-reader valt voor e-boeken meer in de smaak dan andere digitale apparaten, zoals de tablet, smartphone en laptop. E-readerlezers neigen, in vergelijking tot tablet,- smartphone- en laptoplezers, meer naar een lineair leesproces, waarbij ze de tekst van begin tot eind lezen. Zij taskswitchen tijdens het lezen minder vaak naar andere boeken, informatie, media en applicaties op hun apparaat. Hierdoor hebben ze een meer prettige en optimale leeservaring.

Deze uitkomsten zijn begrijpelijk in het licht van de kenmerken van de digitale apparaten. E-readers zijn uitgerust met een e-ink-scherm, dat de ogen het gevoel geeft van papier, lijken qua afmetingen en met het staande scherm op het gedrukte boek, en kennen een beperkte functionaliteit, uitsluitend gericht op het lezen van boeken en andere teksten.

ChatGPT: "Lezen vereist vaak diepgaande concentratie, vooral bij complexe of technische onderwerpen. Het constant switchen tussen taken kan leiden tot oppervlakkig begrip en het missen van belangrijke details."

Tablets, smartphones, laptops en personal computers bieden toegang tot tal van media en applicaties, zoals voor het kijken van films, series en video's, gamen en het gebruiken van sociale media. Ze nodigen uit om deze tijdens het lezen te gebruiken. Dit leidt tot versnippering van de aandacht over het lezen van de tekst en het ontplooien van andere media-activiteiten. Lezers die regelmatig taskswitchen blijken dan ook minder op te gaan in de tekst. Een meta-analyse wijst uit dat ze langer doen over het lezen, en tot een minder diepgaand begrip komen.

Het maakt hierbij verschil op welke wijze mensen taskswitchen. Als het gaat om taken die geen onderlinge relatie hebben, zoals studenten die elkaar appen tijdens het lezen van een wetenschappelijk artikel, is het effect negatief. Dit verandert blijkens een studie uit mijn proefschrift als er een inhoudelijk verband bestaat. Lezers die bijvoorbeeld de betekenis opzoeken van een moeilijk, onbekend woord of biografische informatie over de auteur, ervaren het lezen juist als prettiger en optimaler. Dit inhoudelijk georiënteerde taskswitchen pakt dus gunstig uit.

ChatGPT: "Het is vaak een kwestie van persoonlijke voorkeur en wat het beste past bij jouw leesgewoonten en concentratiebehoeften."

Het leesproces, taskswitchgedrag en de leeservaring hangen af van het medium, maar ook van de individuele lezer. Dat groepen lezers uiteen kunnen lopen in hun leesbehoeften, komt naar voren uit een studie uit mijn proefschrift. Weinig gemotiveerde lezers krijgen een positieve prikkel dankzij vernieuwende tekstconventies. Een roman met hyperlinks naar audio- en videofragmenten, die inhoudelijk aansluiten op het verhaal, blijkt bij hen de aandacht en mentale verbeelding te vergroten. Weinig gemotiveerde lezers zijn, meer dan gemotiveerde lezers, aangetrokken tot dergelijke digitale verrijkingen.

Hiernaast speelt de adoptie van nieuwe technologie blijkens twee studies uit mijn proefschrift een rol. Mensen die e-boeken lezen, hebben een grotere affiniteit met digitale media. Vooral lezers van e-boeken van de tablet en smartphone behoren tot de zogenaamde innovators en early adopters van nieuwe technologie. Leesbevorderaars zouden deze affiniteit met digitale media actief kunnen gebruiken voor het stimuleren van het lezen van boeken. Hiervoor bestaat evenwel weinig ondersteuning. Een andere studie uit mijn proefschrift laat namelijk zien dat brugklasleerlingen die vrij lezen op de tablet, niet sterker vooruitgaan in leesmotivatie dan leerlingen die vrij lezen op papier.

Er bestaat wel evidentie dat digitale media cognitieve ondersteuning kunnen bieden aan specifieke lezersgroepen. Kinderen die moeite hebben met lezen, varen wel bij luisterboeken. Ze lezen dan zelf terwijl ze gelijktijdig naar de voorgelezen versie luisteren. Het luisteren geeft een steun in de rug voor het zelf lezen, wat hun tekstbegrip en woordenschat vergroot. Peuters en kleuters die het risico lopen op taalachterstanden, hebben baat bij geanimeerde in plaats van statische prenten. Deze maken het mogelijk om in te zoomen op details in het plaatje en verbanden tussen de gebeurtenissen expliciet te maken. Dit faciliteert de kinderen bij het leren van nieuwe woorden.

ChatGPT: "Papier heeft doorgaans minder afleiding dan digitale schermen. Er zijn geen meldingen of andere apps die de aandacht van de lezer kunnen afleiden."

Digitale media pakken op basis van de empirische evidentie overwegend ongunstig uit voor het lezen. Smartphones, het internet en schermteksten leiden tot oppervlakkig, gefragmenteerd lezen, wat diepgaande, geïntegreerde tekstverwerking ondermijnt. Als het gaat om het medium, doet het leesonderwijs er wijs aan om veel ruimte te blijven maken voor boeken en andere teksten van papier. Gedrukte media geven de grootste kans dat kinderen en jongeren uitgroeien tot vaardige lezers.

Papier geniet vooral de voorkeur als het langere teksten betreft, zoals fictie- en non-fictieboeken. Dergelijke teksten lenen zich er bij uitstek voor om diepgaand te lezen. Naast papier is de e-reader ook geschikt voor diepgaand lezen, maar de andere digitale apparaten in veel mindere mate. Docenten en leerlingen gebruiken tablets, smartphones en laptops dan ook bij voorkeur ter ondersteuning, bijvoorbeeld om achtergrondinformatie op te zoeken, te luisteren naast het lezen, of specifieke taalonderdelen, zoals technisch lezen, spelling en woordenschat, te oefenen.

ChatGPT: "Leraren spelen een cruciale rol bij het begeleiden en ondersteunen van leerlingen, het stimuleren van discussies en het aanpassen van het onderwijs aan individuele behoeften."

Dat de leesvaardigheid daalt, komt mede doordat het leesonderwijs voor tal van problemen en uitdagingen staat. Vanwege het oplopende tekort van docenten staan er steeds minder gedegen opgeleide professionals voor de klas. Tevens bestaat het leesonderwijs uit gestandaardiseerde methodes die vooral inzetten op leesstrategieën, zoals het herleiden van de hoofdgedachte, kernzinnen en signaalwoorden. Het toenemend gebruik van digitale media, zowel op school als thuis, draagt bij aan een verarming van het lezen, zowel kwantitatief (mensen lezen minder) als kwalitatief (mensen lezen minder diepgaand). ChatGPT en andere tools voor generatieve artificiële intelligentie brengen deze ontwikkeling waarschijnlijk in een stroomversnelling. De tussenkopjes met citaten zijn bedoeld om te illustreren dat Chat GPT leidt tot gestandaardiseerd, repetitief, clichématig taalgebruik: een versterking van de lagere taalkundige kwaliteit op sociale media.

Het huidige leesonderwijs brengt leerlingen onvoldoende in aanraking met het lezen en interpreteren van langere, authentieke, rijke teksten. Als dit wel gebeurt, en vooral als teksten worden geordend rondom bepaalde thema's uit bijvoorbeeld natuurkunde of wereldoriëntatie, pakt dit positief uit voor de leesvaardigheid en de leesmotivatie. Teksten op papier of de e-reader genieten binnen dergelijk thematisch leesonderwijs de voorkeur. Docenten kunnen deze aanvullen en verrijken met digitale bronnen, waardoor een rijk en veelzijdig thematisch netwerk ontstaat van verschillende tekstsoorten, genres en media. Doordat leerlingen teksten rond eenzelfde thema afwisselen, en dit doen van verschillende leesmedia, is er sprake van inhoudelijk georiënteerd taskswitchen. Zij leren het begrip en de interpretatie van elke nieuwe tekst integreren en verrijken met voorgaande teksten. Thematisch leesonderwijs kan de negatieve trends in de volgende PIRLS- en PISA-metingen ten positieve keren - vooral waar het de complexe leesvaardigheden betreft.

Proefschrift Digitaal lezen, anders lezen?

Niels Bakker is op 25 maart 2024 gepromoveerd aan de Vrije Universiteit op een proefschrift over verschillen tussen het lezen van papier en van schermen. Het proefschrift bestaat uit drie enquête-studies onder ruim 1.000 respondenten van 14 jaar en ouder, die representatief zijn voor de Nederlandse bevolking. Hiernaast zijn drie (quasi-)experimentele studies uitgevoerd onder respectievelijk brugklasleerlingen en studenten in het hoger onderwijs. Het proefschrift is verschenen bij Stichting Lezen en uitgeverij Eburon.

vrijdag 1 december 2023

De roman trekt in digitale tijd minder lezers, maar blijft menselijke uitingsvorm

Alle signalen voor het lezen staan op rood. Voor leeswetenschappers en leesbevorderaars zijn drie indicatoren van belang, en die laten elk een teruggang zien. Als het gaat om het leesgedrag, zijn Nederlanders sinds de jaren vijftig steeds minder tijd gaan besteden aan lezen. Binnen de generaties is de laatste jaren bovendien vooral de leestijd onder jongeren en jongvolwassenen gedaald. Kinderen en jongeren worden hiernaast steeds minder vaardig in lezen. De internationale onderzoeken PIRLS, onder basisscholieren, en PISA, onder middelbare scholieren, geven beide een verslechtering te zien ten opzichte van de voorgaande metingen. De schoolsluitingen tijdens de coronacrisis zijn hier voor middelbare scholieren nog niet in verwerkt: nieuwe PISA-cijfers verschijnen volgende week. Bij de leesmotivatie tot slot zien we eenzelfde beeld als voor de leesvaardigheid. Basis- en middelbare scholieren die nu op school zitten, ervaren minder plezier in lezen dan eerdere cohorten. Als kinderen ouder worden, krijgen ze bovendien steeds minder plezier in lezen.

Als het er met het leesgedrag, de leesvaardigheid en de leesmotivatie zo somber voor staat, zul je denken, is er ook weinig toekomst voor de roman en de literatuur. Juist deze genres stellen immers hoge eisen aan de taal- en leesvaardigheid. De romanschrijver maakt volop gebruik van weinig voorkomende woorden, zet metaforen en beeldspraak in, en speelt en experimenteert met taal. Het blijkt bovendien dat vooral het lezen van fictie bijdraagt aan de groei in leesvaardigheid - meer dan dat non-fictie, kranten en tijdschriften doen.

Waar komt deze teloorgang in geletterdheid nu vandaan, vraag je je mogelijk af. Dragen recente maatschappelijke ontwikkelingen niet juist de belofte in zich van een zich vermeerderende taal- en leesvaardigheid? Ik doel hierbij op de komst van de computer en het internet vanaf de jaren negentig. Informatie, taal, tekst en beeld kunnen sindsdien steeds meer open en vrij gedeeld worden. Naast een consument of lezer, zijn mensen ook uitgegroeid tot producent of schrijver. Maar het internet als voortgaande proeftuin en oefening in het gebruik van taal en lezen, heeft niet kunnen voorkomen dat de leesindicatoren dalen.

Het lijkt er eerder op dat de computer en het internet precies andersom hebben uitgepakt. De waarschuwingen, doembeelden en morele paniek vliegen ons de laatste jaren om de oren. De aandachtsspier verslapt bij veel mensen als ze online zijn. In de woorden van Nicolas Carr, schrijver van het boek Het ondiepe: Hoe onze hersenen omgaan met internet: "Ooit was ik een diepzeeduiker in een zee van woorden. Nu glijd ik over de oppervlakte als een jetskiër." Het surfen, scrollen en swipen zijn voor Carr en veel andere mensen dermate ingrijpend, dat het lezen van een roman bijna niet meer lukt. "Ted-talk-grootheid Johann Hari vindt het de schuld van Twitter en YouTube dat hij geen boek meer uit krijgt", kopt de Volkskrant boven een artikel over de auteur van het boek Gestolen aandacht.

Zonder concentratie, zo denken literatuurwetenschappers, ontstaat er ook geen transportatie. Dit is de ervaring, ook wel leesflow of immersie genoemd, waarbij de lezer gedurende een langere tijd achter elkaar lezen, als het ware de wereld van het boek binnenstapt, en de reële wereld om zich heen langzaam vergeet. Zonder transportatie ontstaan er ook geen diepgaand begrip en geen inlevingsvermogen. Het is vooral het lezen van fictie, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek, dat de empathie stuwt. Als de roman en de literatuur ten dode zijn opgeschreven, komt dus ook de vaardigheid om te kijken door de ogen van andere mensen op de helling te staan.

Maar heeft het internet per definitie een negatief effect op het diep lezen? Nee, het ligt gelukkig genuanceerder. Een blik op de feiten en cijfers geeft een gemengd beeld. Dit betreft zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het lezen door toedoen van het internet. Bij de kwantiteit gaat het om de hoeveelheid tijd. Mensen hebben in het digitale tijdperk de keuze uit een veelheid van media-activiteiten, waardoor de concurrentie hevig is. Dat hierdoor het ene medium het onderspit delft ten opzichte van het andere medium, is voor de wisselwerking tussen het boek en de televisie en tussen lezen en digitaal communiceren inderdaad aangetoond. Maar, zo blijkt, er zijn uitzonderingen. Sommige mensen gebruiken vele media naast elkaar, waardoor er voor hen veeleer sprake is van complementariteit.

Bij de kwaliteit gaat het om het proces, de ervaring en de opbrengst van het lezen. Dan wordt duidelijk dat al het schakelen tussen activiteiten op het internet, zoals van het lezen van een e-boek naar het plaatsen van een post op sociale media, overwegend negatieve effecten heeft. Dit taskswitchen maakt dat mensen langer doen over de taak en dat de verwerking en het begrip afnemen. Voor de roman en de literatuur betekent dit dat mensen een kleiner aantal boeken kunnen lezen en vooral, dat ze dit minder diepgaand doen. Maar, zo blijkt uit mijn eigen onderzoek, de wijze waarop het taskswitchen plaatsvindt maakt verschil. Als de verschillende activiteiten een inhoudelijke relatie hebben, is de uitkomst positief. Wie tijdens het lezen van een roman de betekenis opzoekt van een onbekend woord, of biografische informatie over de auteur, werkt juist aan het verrijken van de leeservaring.

Het internet en digitaal lezen kunnen dus ook voordelen met zich meebrengen. Deze kleine lichtpuntjes nemen niet weg dat, zolang mensen aan hun beeldscherm gekluisterd zitten, de ruimte en tijd voor de roman en de literatuur beperkt zijn. Dat vooral de jongere generaties intens gebruik maken van schermmedia, roept de vraag op of er over een jaar of dertig überhaupt nog lezers zijn.

In dit licht is de productie van boeken dan weer verrassend stabiel. Het aantal nieuwe oorspronkelijk Nederlandstalige werken ligt al een aantal jaren rond een jaarlijkse 7.000, terwijl het gaat om 4.000 vertalingen. Deze boeken vinden ook nog hun weg naar de koper. De afzet van boeken lag in 2022 op 43 miljoen exemplaren, nagenoeg evenveel als een jaar eerder. In andere landen, zoals Duitsland, Frankrijk, de Verenigde Staten en ook Vlaanderen, liepen de verkopen juist terug. Het aantal mensen in Nederland dat creatief schrijft, is de laatste jaren bovendien gegroeid, van 6 naar 9 procent van de bevolking. In het internettijdperk zijn we, al met al, boekenkopers en schrijvers die weinig lezen.

Maar ook voor het schrijven komt er concurrentie, en opnieuw is het een technologische ontwikkeling die hieraan ten grondslag ligt. Steeds meer boeken zijn geschreven met behulp van artificiële intelligentie (AI). Vaak vormt AI een aanvulling op het door een menselijke schrijver gemaakte boek. Leesmethodes voor het onderwijs gebruiken bijvoorbeeld spraakherkenningstechnologie die leerlingen helpt bij het hardop lezen. Dit is de kracht van AI: met data een model ontwikkelen en daarmee feedback geven. Veel minder vaardig is AI waar het taken betreft die vragen om creativiteit. De HEMA verkoopt sinds kort kinderpyjama's met AI-voorleesverhalen. Wie de QR-code scant en drie vragen beantwoordt, waaronder 'Waar speelt het verhaal zich af', hoort een door de computer geschreven en voorgedragen verhaal. Experimenten met Chat GPT om een verhaal of roman te schrijven, monden vooralsnog uit in werken die bol staan van de algemeenheden en clichés.

De ironie wil dat AI-boeken aanhaken op de trends die de leesindicatoren laten zien. Elke samenleving krijgt zo bezien de literatuur die het verdient. Want als het zo doorgaat, bereiken de komende generaties nog maximaal het niveau van leesvaardigheid om AI-boeken te kunnen lezen. Voor de roman en de literatuur, die vragen om complexiteit en originaliteit, is dit bepaald geen winst. Maar de gebrekkige creativiteit van AI-boeken heeft ook een andere kant: het illustreert dat de roman en de literatuur intrinsiek menselijke uitingsvormen zijn.

Deze lezing is uitgesproken op vrijdag 1 december in de Balie, tijdens een debatavond over de toekomst van de roman.

woensdag 1 november 2023

Veelheid van relatievormen is uiting van vrijheid

Lieke Knijnenburg plaatst in een webartikel op de Groene Amsterdammer (26-10-2023) vraagtekens bij het aura van vrijheid en vooruitstrevendheid rondom open relaties. Er is, zo suggereert zij, eerder sprake van een stap terug. De open relatie haakt aan bij een ongebreideld consumentisme, in dit geval van mensen, met als doel seks en intimiteit.

Veel argumenten van Knijnenburg zijn echter ook van toepassing op gesloten relaties. Niet alleen op datingsites voor polyamorie zijn mensen vooral op zoek naar vluchtige seks. Op Tinder is monogamie de impliciete norm, maar resulteert het merendeel van de matches in kortdurende seksuele contacten. Mensen kunnen in seriële monogamie, waarin liefdespartners elkaar opvolgen, ook een consumerende benadering hanteren. 

Knijnenburg schetst een schematisch beeld van motieven om te kiezen voor een open relatie. Deze zouden vooral gericht zijn op individualisme en behoeftebevrediging, en hiermee op het zelf. Maar veel mensen die voor gesloten relaties kiezen, doen dit ook uit egocentrische overwegingen. Omgekeerd kan een open relatie zijn ingegeven door zorg, liefde en toewijding voor de ander.

De beide perspectieven sluiten elkaar überhaupt niet uit. Het zorg dragen voor de ander is niet zelden een behoefte van het zelf, of dit nu is bij ziekte, gesprekken over het leven, en zelfs lichamelijke intimiteit. In dit geval ontstaat er een match, die niet zelden de basis vormt voor wederkerigheid: 'Jij zorgt voor mij, en ik zorg voor jou.' Dit is een dynamiek die zowel in open als gesloten relaties kan voorkomen.

Knijnenburg sluit af met een pleidooi voor het bedrijven van de liefde als spel, tegen heersende normen, en hiermee voor intiem verzet. Ze legt evenwel niet uit hoe open en gesloten relatievormen zich hiertoe verhouden. Dit open draadje past niet bij de stelligheid van het begin, en roept de vraag op of de huidige relatiecultuur niet juist aansluit op Knijnenburgs betoog. De vaste norm voor een relatie, heteromonogaam, heeft immers plaatsgemaakt voor variatie en verscheidenheid. De vorm hoeft dankzij deze keuzevrijheid niet langer te knellen. Mensen hebben de ruimte gekregen om te blijven spelen en zich intiem te verzetten. Ze kunnen spelenderwijs belanden in het hele spectrum van monogamie tot polyamorie.

Het consumentisme dat Knijnenburg signaleert, zal zich bij sommige mensen en sommige relaties voordoen, en bij andere niet. Een verband met het hebben van een of meerdere liefdespartners is onwaarschijnlijk.

zondag 19 maart 2023

Hayeks vrije markt is niet hetzelfde als neoliberalisme

Merijn Oudenampsen en Bram Mellink zetten Friedrich Hayek in hun voorwoord bij het boek De weg naar slavernij neer als wegbereider van het hedendaagse neoliberalisme. Dat dit niet hetzelfde is als de vrije markt, wordt duidelijk als je Hayek leest. Het neoliberalisme kenmerkt zich door machtsvergroting en belangenbescherming van grote bedrijven. Zij schakelen hiermee concurrentie uit en dicteren de planning van de economie. Hayek pleit juist voor concurrentie als grondbeginsel van de vrije markt, met een planning die voor iedereen beïnvloedbaar is.

In het hedendaags neoliberaal systeem wordt hier zelden aan voldaan. Dit komt mede door het gebrekkig functioneren van de democratie. De lobby heeft meer invloed op keuzes van politici dan de stem van de burger. Hierdoor kunnen grote bedrijven hun macht verder uitbreiden en hun belangen verder beschermen. In de naoorlogse tijd van Hayek kwam het dictaat van autoritaire overheden, vandaag de dag zijn dit de bedrijven.

Stel dat politici het concurrentiebeginsel uitwerken, dan zou dit volgens Hayek een decentrale planning faciliteren en hiermee een vrije markt creëren. Of dit leidt tot een systeem dat rechtvaardiger is dan de huidige wereld, is een open vraag. Maar anders dan Oudenampsen en Mellink suggereren, is het in elk geval niet eerder werkelijk geprobeerd.

donderdag 27 oktober 2022

Verdacht zonder bewijs: de anti-macho

Désanne van Brederode maakt in De Groene Amsterdammer (nummer 37, 14 september 2022) een zedenschets van een bepaald type #MeToo-man: de anti-macho. Deze gedraagt zich ogenschijnlijk zacht, kwetsbaar, open, empathisch en verdraagzaam. Maar achter dit masker is de anti-macho huichelachtig, hypocriet, meedogenloos, grenzeloos en bovenal manipulatief. Dit is zijn tactiek om bij vrouwen onder de huid te kruipen.

Van Brederode komt met een opeenvolging rake typeringen, die herkenning moeten oproepen bij de lezer: ja, deze of gene is zo’n anti-macho. Maar omdat de auteur geen feiten noemt, blijft haar betoog steken in suggesties. Deze ontstijgen hiermee niet het niveau van verdachtmakingen. Haar benadering ondermijnt zodoende #MeToo, en draagt bovendien bij aan vooroordelen en stereotypen over mannen.

Gepubliceerd in De Groene Amsterdammer op 13 oktober 2022.