vrijdag 1 augustus 2025

De Sarek: een onmetelijk thuis

Op zaterdag 19 juli is het zo ver: het laatste moment om te beslissen waar de meerdaagse wandeling dit jaar heengaat. De Sarek of toch de Pyreneeën? Net als twee jaar geleden heb ik de treintickets voor de Sarek al maanden geleden geboekt. Maar als de dag van vertrek dichterbij komt, loopt de spanning op. De weersvoorspelling geeft me gemengde gevoelens: de huidige hittegolf zet zich de eerste vijf dagen door, erna staan er onweer en regen op de radar. Twee jaar geleden was de verwachting vooraf van overvloedige regenval reden tot omboeken. Zal ik nu weer…?

De Sarek is een walhalla voor de avontuurlijk ingestelde wandelaar. In het berggebied in Zweeds Lapland ontbreekt infrastructuur nagenoeg. Er zijn geen dorpen, hotels of pensions. Geasfalteerde wegen: 0 kilometer. Karrensporen: 0 kilometer. Het Kungsleden, een gemarkeerd langewandelafstandspad, loopt langs de uiterste rand van de Sarek. Verder zie ik op de kaart een stuk of tien stippellijntjes. De legenda vermeldt: ‘trail, poorly defined’. De meesten lopen dan ook dood. In de hele Sarek lijkt een doorlopend pad te zijn: door het Rapadalen, een breed riverdal dat het nationaalpark van Noord-West naar Zuid-Oost doorsnijdt. Daar, nagenoeg in het midden van het park, staat ook een berghut met een noodtelefoon en een brug - een van de vier in totaal. Het wekt weinig verbazing, dat de Sarek vaak betiteld wordt als de laatste wildernis van Europa

Dit walhalla, zo merk ik net als twee jaar geleden, boezemt angst in. Zo afgesneden van de bewoonde wereld, het geeft me koude rillingen. Ik heb een cursus navigatie met kompas en gps gevolgd, en inmiddels aardig wat ervaring met wandelen door ruw terrein. Maar dat waren meestal korte stukken. Zal die ervaring genoeg zijn voor een trekking van meerdere dagen?

Ook zonder de afgelegenheid imponeert de Sarek. Het gebied herbergt veel van de hoogste bergen van Zweden, waaronder 200 van meer dan 1.800 meter en vijf van meer dan tweeduizend meter (Áhkká wordt ook vaak meegeteld, maar deze ligt technisch gezien in het Stora Sjöfallets nationaalpark). Gletsjertongen zijn al rond 1300 meter te vinden - ter vergelijking: in de Alpen rond 2800 meter - en er ligt tot ver in juli sneeuw rond 1000 meter (in de Alpen 2500 meter). Dit komt door de ligging boven de poolcirkel, maar ook aan de vele neerslag. De Sarek kent, met zo’n 2.000 millimeter per jaar, de meeste regen (- en sneeuw)val van Zweden (ter vergelijking: het gemiddelde in Nederland ligt rond de 800 millimeter). Het smeltwater van de ruim honderd gletsjers, gedrapeerd over en tussen de bergen, zorgt ‘s zomers voor diepe, snelstromende rivieren en beken. Ik ontkom er voor de routes die ik wil lopen niet aan om ze over te steken. Ik deed dit eerder in Patagonië en Kamtsjatka, maar dan was er meestal begeleiding door een gids en milde groepsdruk. Zal ik het ook zelfstandig durven en kunnen?

Twijfel en onzekerheid: bij de Sarek lijken ze zich net wat heftiger voor te doen dan bij andere meerdaagse wandeltochten. De Pyreneeën voelen ineens als een relaxvakantie - bijzonder aantrekkelijk. Maar als ik dit jaar weer niet ga, wanneer dan wel? Bovendien: ik wil mezelf juist graag ontwikkelen met navigeren in ruw, padenloos terrein. Het stelt me gerust dat ik langere en kortere mogelijke routes heb uitgestippeld. Stel dat het weer inderdaad omslaat, dan kan ik waarschijnlijk eerder terugkeren.

Zo zet de bus me op maandag 21 juli af in Kvikkjokk, een gehucht met een houten kerk dat zich economisch vooral richt op wandelaars die doorstromen op het Kungsleden. Kvikkjokk is zo’n beetje het last resort voordat uitgestrekte dennenbossen, kale hoogvlaktes met taaie vegetatie, en bergen die afwisselend grijs-zwart en besneeuwd zijn het overnemen. Ik strik mijn veters, eet een kaneelbroodje in de plaatselijke berghut, en vertrek letterlijk richting de Noorderzon. De eerste zeven kilometer gaan over het Kungsleden, waarna ik stuit op het laatste bordje voor de komende week: afslag Pårek/Boarek. Hier loopt nog een duidelijk pad richting een Sami-nederzetting, die er in de korte zomers rendieren weiden en hoeden. Vandaag is er geen mens te bekennen. Het pad vervaagt met het langzame stijgen, en ik zie de uitlopers van het Pårte-Sarek-massief zich uitstrekken. Breed, ruim en wijds, ze houden het midden tussen een berghelling en een hoogvlakte. Ik hoor niets: geen gemotoriseerd vervoer, geen geruis van wind door de bomen, zo nu en dan alleen het geklater van water in een bergbeek. De stilte dringt mijn oren binnen - een vervreemdende ervaring.

Het landschap en de stilte dragen beiden iets onmetelijks in zich. De mens denkt vaak te heersen over het ‘territorium’, maar hier krijg ik meer het gevoel erin op te gaan, op te lossen, in een soort oneindige nederigheid. Maak ik daarom graag zulke trekkings, schiet het door mijn hoofd. Dat er dankzij het doorbreken van de dagelijkse drukte en beslommeringen, gecombineerd met het verbinden met een andere omgeving, een spirituele ervaring ontstaat? Een ervaring die intensiveert naarmate een gebied meer is afgesneden van de bewoonde wereld. En ook als er meer elementen zijn die voor spanning zorgen, van het weer, het op mezelf zijn, tot het ontbreken van paden. Als die spanning dan voor even oplost, maakt de zwaarte plaats voor lichtheid. De meerdaagse wandeltocht als balanceeract tussen ontbering en verlichting.

Na de tweede wandeldag maak ik een kamp op een grassig veldje temidden van een rotsblokkenveld op 1200 meter hoogte. Het was een heldere en hete dag, een weerbeeld dat zal blijven aanhouden. Ideale omstandigheden voor de beklimming van een top. De 2005 meter hoge Bårddetjåhkkå ligt achter mijn tent te gloren in de zon. Hoewel er geen pad omhoogloopt, lijkt de klim technisch vrij eenvoudig: de geleidelijke stijging naar de voortop zet zich via een zadel soepel door naar de top. Er liggen grote, wat zompige sneeuwvelden, waarmee ik het spring-stappen over rotsblokken en het drie stappen vooruit-een stap terug over losliggend puin kan afwisselen. Op het zadel verkies ik een route aan de overzijde, zodat de gletsjer, met volgens twee wandelaars die ik eerder ontmoette de grootste ijsmassa van de Sarek, in het vizier springt. Vanaf vier verschillende kanten klonteren ijs en sneeuw samen in een tong die zich kilometers uitstrekt. Dit brede dal wil ik de komende dagen bereiken, een tocht die zich bijna laat uittekenen vanaf de top waar ik na twee-en-een half uur klauteren aankom. Richting het noorden zie ik een keten van pyramide-achtige Sarektoppen, getooid met sneeuwvelden en aan de voet geflankeerd door - overwegend - komgletsjers. Tussen twee pieken door kijk ik uit op de hoogvlakte Luohttoláhko, waar de sneeuwvelden op donker gesteente wel iets weg hebben van witgevlekte koeien.

De Luohttoláhko is een van de te nemen hordes op weg naar het Gådokjåhkådal. Ik weet dan nog niet dat ik de hoogvlakte nooit zal bereiken. Dag vier brengt opnieuw een verzengende hitte, en dus is er volop sprake van sneeuw- en gletsjersmelt. Een kabbelend bergbeekje kan dan al gauw veranderen in een woeste rivier. Volgens de kaart staat mij een achttal oversteken te wachten, met twee rivieren vanuit een gletsjerdal. Twee wandelaars die in tegengestelde richting trekken, waarschuwen me dat het water gevaarlijk hoog staat. Ik denk slim te zijn: hogerop liggen er mogelijk sneeuwbruggen. Stel dat ik het pad verlaat, en hoogte houd, dan kan ik daarover de rivieren gemakkelijk oversteken. Na de lunch, en een dik uur wandelen, gaapt er een diep dal voor me, waar een kolkende watermassa zich doorheenperst. Het is de Ruopsokjåhkå, op de kaart een vrij gemiddelde bergbeek, maar vandaag een heuze wildwaterbaan. Op een van de weinige plaatsen waar de rivier bereikbaar is, baan ik me een weg naar beneden. Twee tegenover elkaar liggende stenen: zal ik springen? Nee, de kloof is meer dan een meter, en ik draag zo’n twintig kilo op de schouders. Als ik uit balans raak en val, dan breek ik vrijwel zeker iets. Een plek met tragere stroming: daar oversteken? Nee, want het is onmogelijk om de rotsige overzijde te trotseren. Dat is een tegenvaller. Ik klim terug omhoog langs de steile helling, en loop parallel aan de Ruopsokjåhkå terug naar het pad. Maar zowel bij de meest gebruikte oversteekplaats als verder stroomafwaarts, gaat het water te snel en is de stroming te sterk. Voor mij dan.

De natuurkracht van de Sarek maakt me nietig en nederig. Gek genoeg welt er terug omhoog dankbaarheid op voor dit gevoel. Kennelijk hoef ik niet de sterkste te zijn - het mag ook andersom. Wellicht, bedenk ik me, gaat het ook niet om winnen of verliezen. De rivier en ik, het zijn twee krachten, die met elkaar kunnen vervloeien - oversteek gelukt - of uit elkaar spatten - oversteek mislukt.

Naar het Gådokjåhkådal wandelen kan nog steeds, maar dan over een andere hoogvlakte: de uitlopers van het Pårte-Sarek-massief. Deze liggen net als de Luohttoláhko op ongeveer 1200 meter hoogte, zij het met minder sneeuw. De doorsteek begint met lage toendravegetatie, mossen en grassen, die vervolgens plaatsmaken voor rotsblokken en ander gesteente. Elke voetafdruk maakt een net andere hoek: een last voor knieën, enkels en achillespezen. Het dal blijkt te worden geflankeerd door een ander, lager gelegen plateau, dat grenst aan het Rapadalen. De wijdsheid ligt nu voor, achter en rechts van mij; alleen ter linkerzijde zijn er Sarektoppen. De onmetelijkheid laat zich deze week nergens sterker ervaren dan hier. Ik stel me voor hoe hier tijdens ijstijdperioden, de laatste eindigde zo’n tienduizend jaar geleden, een grote ijskap lag, en hoe het fluctuerende ijs sindsdien het landschap heeft gevormd. Sneeuw en ijs werden naar beneden geduwd, schuurden over het oppervlak, streken het zo glad, en vormden de brede, ruime en wijdse dalen. Her en der liggen morenen van keien en kiezelstenen, ontstaan doordat de ijstong het aardoppervlak licht omhoog stuwde. De onmetelijke ruimte transformeert in een onmetelijke tijd: opnieuw voel ik vervreemding en nederigheid.

Op de zevende dag wandel ik terug naar de bewoonde wereld. Na vier-en-een-half-uur struinen over het plateau, doemt in de verte een brug op en erna een rood gemarkeerde steen. Ik stap richting het Kungsleden, voortgestuwd door de melodische en melancholische progmetal van Deafheaven. Eenmaal aangekomen, stromen er warme rillingen en tranen. De Sarek ligt achter me, maar het voelt eindelijk of ik er thuiskom.

woensdag 21 augustus 2024

Leesonderwijs: gebruik papier voor langere teksten en digitaal als ondersteuning

Het proefschrift Digitaal lezen, anders lezen? brengt verschillen tussen het lezen van papier en van schermen in kaart. Hoe kan het leesonderwijs hiermee omgaan?

(Vorige versie dateert van 11/01/2024)

De leesvaardigheid van Nederlandse kinderen en jongeren loopt achteruit. Middelbare scholieren zijn, zo bleek eind vorig jaar uit het internationale onderwijsonderzoek PISA, tussen 2018 en 2022 minder vaardig geworden in lezen. Een derde van de jongeren loopt inmiddels het risico om met een onvoldoende leesvaardigheid het voortgezet onderwijs uit te stromen. Het beeld bij basisscholieren is blijkens het begin 2023 verschenen, eveneens internationale onderwijsonderzoek PIRLS evenmin rooskleurig: hun leesvaardigheid daalde tussen 2016 en 2021 significant en dus 'betekenisvol'. Zowel basis- als middelbare scholieren presteren minder sterk als de teksttaak complexer wordt. Het gaat dan om het interpreteren van informatie uit de tekst, en het integreren ervan met eigen kennis en ervaringen.

ChatGPT: "De toename van digitale media heeft de neiging om te leiden tot kortere aandachtsspannes, aangezien mensen vaak snel door verschillende inhoud bladeren. Dit kan van invloed zijn op het vermogen om diepgaand te lezen en complexe informatie te begrijpen."

Veel vingers wezen naar het thuisonderwijs tijdens de coronacrisis, het lerarentekort en het methodegerichte leesonderwijs. Maar waarschijnlijk speelt ook het veelvuldig gebruik van digitale media, zowel thuis als op school, een rol in de leescrisis. Het huidige medialandschap kent een sterke versnippering, met een woud aan dragers - gedrukte media, televisie, digitale apparaten - en kanalen of platforms - kranten zoals De Telegraaf, televisiezenders zoals NPO1 en sociale media zoals TikTok. Er staat een veelheid aan keuzes tot de beschikking, en dit leidt tot concurrentie. Mensen besteden als gevolg hiervan steeds minder tijd aan lezen, terwijl frequent leesgedrag positief samenhangt met de leesvaardigheid. Binnen het leesdieet maken romans en krantenartikelen bovendien plaats voor kortere teksten op sociale media. Het is juist vooral het lezen van langere teksten en fictie dat de leesvaardigheid stuwt.

Naast de kwantiteit neemt ook de kwaliteit van lezen in het digitale tijdperk af. Digitaal lezen verloopt over het algemeen non-lineair, scannend en vluchtig. Lezers nemen teksten niet van begin tot eind en in het geheel tot zich, maar in delen, waarbij ze er bovendien snel doorheen gaan, korte stukjes lezen en veelvuldig wisselen tussen teksten. Diepgaand, geïntegreerd lezen maakt steeds meer plaats voor oppervlakkig, gefragmenteerd lezen. "Ooit was ik een diepzeeduiker in een zee van woorden", aldus schrijver Nicolas Carr in het boek Het ondiepe: Hoe onze hersenen omgaan met internet. "Nu glijd ik over de oppervlakte als een jetskiër."

Recente meta-analyses bevestigen dat digitaal lezen leidt tot vervlakking. Lezen van het scherm blijkt minder bevorderlijk voor het tekstbegrip dan papier. Dit is het geval voor computers en ook voor specifiek mobiele apparaten, zoals smartphones en tablets. Wel gaat het hoofdzakelijk op voor informatieve, en niet voor verhalende, teksten.

ChatGPT: "Digitale apparaten bieden vaak mogelijkheden voor multitasking, wat kan leiden tot afleiding tijdens het lezen. Meldingen, sociale media en andere online activiteiten kunnen de concentratie verminderen en het begrip van de tekst beïnvloeden."

Papier geniet de voorkeur voor diepgaand tekstbegrip, maar binnen het digitale landschap zijn er ook verschillen. De e-reader komt blijkens twee studies uit mijn proefschrift naar voren als het meest geschikte leesapparaat voor diepgaand, geïntegreerd lezen. Mensen die e-boeken lezen, waarderen de leeservaring van de e-reader nagenoeg even positief als van papier. De e-reader valt voor e-boeken meer in de smaak dan andere digitale apparaten, zoals de tablet, smartphone en laptop. E-readerlezers neigen, in vergelijking tot tablet,- smartphone- en laptoplezers, meer naar een lineair leesproces, waarbij ze de tekst van begin tot eind lezen. Zij taskswitchen tijdens het lezen minder vaak naar andere boeken, informatie, media en applicaties op hun apparaat. Hierdoor hebben ze een meer prettige en optimale leeservaring.

Deze uitkomsten zijn begrijpelijk in het licht van de kenmerken van de digitale apparaten. E-readers zijn uitgerust met een e-ink-scherm, dat de ogen het gevoel geeft van papier, lijken qua afmetingen en met het staande scherm op het gedrukte boek, en kennen een beperkte functionaliteit, uitsluitend gericht op het lezen van boeken en andere teksten.

ChatGPT: "Lezen vereist vaak diepgaande concentratie, vooral bij complexe of technische onderwerpen. Het constant switchen tussen taken kan leiden tot oppervlakkig begrip en het missen van belangrijke details."

Tablets, smartphones, laptops en personal computers bieden toegang tot tal van media en applicaties, zoals voor het kijken van films, series en video's, gamen en het gebruiken van sociale media. Ze nodigen uit om deze tijdens het lezen te gebruiken. Dit leidt tot versnippering van de aandacht over het lezen van de tekst en het ontplooien van andere media-activiteiten. Lezers die regelmatig taskswitchen blijken dan ook minder op te gaan in de tekst. Een meta-analyse wijst uit dat ze langer doen over het lezen, en tot een minder diepgaand begrip komen.

Het maakt hierbij verschil op welke wijze mensen taskswitchen. Als het gaat om taken die geen onderlinge relatie hebben, zoals studenten die elkaar appen tijdens het lezen van een wetenschappelijk artikel, is het effect negatief. Dit verandert blijkens een studie uit mijn proefschrift als er een inhoudelijk verband bestaat. Lezers die bijvoorbeeld de betekenis opzoeken van een moeilijk, onbekend woord of biografische informatie over de auteur, ervaren het lezen juist als prettiger en optimaler. Dit inhoudelijk georiënteerde taskswitchen pakt dus gunstig uit.

ChatGPT: "Het is vaak een kwestie van persoonlijke voorkeur en wat het beste past bij jouw leesgewoonten en concentratiebehoeften."

Het leesproces, taskswitchgedrag en de leeservaring hangen af van het medium, maar ook van de individuele lezer. Dat groepen lezers uiteen kunnen lopen in hun leesbehoeften, komt naar voren uit een studie uit mijn proefschrift. Weinig gemotiveerde lezers krijgen een positieve prikkel dankzij vernieuwende tekstconventies. Een roman met hyperlinks naar audio- en videofragmenten, die inhoudelijk aansluiten op het verhaal, blijkt bij hen de aandacht en mentale verbeelding te vergroten. Weinig gemotiveerde lezers zijn, meer dan gemotiveerde lezers, aangetrokken tot dergelijke digitale verrijkingen.

Hiernaast speelt de adoptie van nieuwe technologie blijkens twee studies uit mijn proefschrift een rol. Mensen die e-boeken lezen, hebben een grotere affiniteit met digitale media. Vooral lezers van e-boeken van de tablet en smartphone behoren tot de zogenaamde innovators en early adopters van nieuwe technologie. Leesbevorderaars zouden deze affiniteit met digitale media actief kunnen gebruiken voor het stimuleren van het lezen van boeken. Hiervoor bestaat evenwel weinig ondersteuning. Een andere studie uit mijn proefschrift laat namelijk zien dat brugklasleerlingen die vrij lezen op de tablet, niet sterker vooruitgaan in leesmotivatie dan leerlingen die vrij lezen op papier.

Er bestaat wel evidentie dat digitale media cognitieve ondersteuning kunnen bieden aan specifieke lezersgroepen. Kinderen die moeite hebben met lezen, varen wel bij luisterboeken. Ze lezen dan zelf terwijl ze gelijktijdig naar de voorgelezen versie luisteren. Het luisteren geeft een steun in de rug voor het zelf lezen, wat hun tekstbegrip en woordenschat vergroot. Peuters en kleuters die het risico lopen op taalachterstanden, hebben baat bij geanimeerde in plaats van statische prenten. Deze maken het mogelijk om in te zoomen op details in het plaatje en verbanden tussen de gebeurtenissen expliciet te maken. Dit faciliteert de kinderen bij het leren van nieuwe woorden.

ChatGPT: "Papier heeft doorgaans minder afleiding dan digitale schermen. Er zijn geen meldingen of andere apps die de aandacht van de lezer kunnen afleiden."

Digitale media pakken op basis van de empirische evidentie overwegend ongunstig uit voor het lezen. Smartphones, het internet en schermteksten leiden tot oppervlakkig, gefragmenteerd lezen, wat diepgaande, geïntegreerde tekstverwerking ondermijnt. Als het gaat om het medium, doet het leesonderwijs er wijs aan om veel ruimte te blijven maken voor boeken en andere teksten van papier. Gedrukte media geven de grootste kans dat kinderen en jongeren uitgroeien tot vaardige lezers.

Papier geniet vooral de voorkeur als het langere teksten betreft, zoals fictie- en non-fictieboeken. Dergelijke teksten lenen zich er bij uitstek voor om diepgaand te lezen. Naast papier is de e-reader ook geschikt voor diepgaand lezen, maar de andere digitale apparaten in veel mindere mate. Docenten en leerlingen gebruiken tablets, smartphones en laptops dan ook bij voorkeur ter ondersteuning, bijvoorbeeld om achtergrondinformatie op te zoeken, te luisteren naast het lezen, of specifieke taalonderdelen, zoals technisch lezen, spelling en woordenschat, te oefenen.

ChatGPT: "Leraren spelen een cruciale rol bij het begeleiden en ondersteunen van leerlingen, het stimuleren van discussies en het aanpassen van het onderwijs aan individuele behoeften."

Dat de leesvaardigheid daalt, komt mede doordat het leesonderwijs voor tal van problemen en uitdagingen staat. Vanwege het oplopende tekort van docenten staan er steeds minder gedegen opgeleide professionals voor de klas. Tevens bestaat het leesonderwijs uit gestandaardiseerde methodes die vooral inzetten op leesstrategieën, zoals het herleiden van de hoofdgedachte, kernzinnen en signaalwoorden. Het toenemend gebruik van digitale media, zowel op school als thuis, draagt bij aan een verarming van het lezen, zowel kwantitatief (mensen lezen minder) als kwalitatief (mensen lezen minder diepgaand). ChatGPT en andere tools voor generatieve artificiële intelligentie brengen deze ontwikkeling waarschijnlijk in een stroomversnelling. De tussenkopjes met citaten zijn bedoeld om te illustreren dat Chat GPT leidt tot gestandaardiseerd, repetitief, clichématig taalgebruik: een versterking van de lagere taalkundige kwaliteit op sociale media.

Het huidige leesonderwijs brengt leerlingen onvoldoende in aanraking met het lezen en interpreteren van langere, authentieke, rijke teksten. Als dit wel gebeurt, en vooral als teksten worden geordend rondom bepaalde thema's uit bijvoorbeeld natuurkunde of wereldoriëntatie, pakt dit positief uit voor de leesvaardigheid en de leesmotivatie. Teksten op papier of de e-reader genieten binnen dergelijk thematisch leesonderwijs de voorkeur. Docenten kunnen deze aanvullen en verrijken met digitale bronnen, waardoor een rijk en veelzijdig thematisch netwerk ontstaat van verschillende tekstsoorten, genres en media. Doordat leerlingen teksten rond eenzelfde thema afwisselen, en dit doen van verschillende leesmedia, is er sprake van inhoudelijk georiënteerd taskswitchen. Zij leren het begrip en de interpretatie van elke nieuwe tekst integreren en verrijken met voorgaande teksten. Thematisch leesonderwijs kan de negatieve trends in de volgende PIRLS- en PISA-metingen ten positieve keren - vooral waar het de complexe leesvaardigheden betreft.

Proefschrift Digitaal lezen, anders lezen?

Niels Bakker is op 25 maart 2024 gepromoveerd aan de Vrije Universiteit op een proefschrift over verschillen tussen het lezen van papier en van schermen. Het proefschrift bestaat uit drie enquête-studies onder ruim 1.000 respondenten van 14 jaar en ouder, die representatief zijn voor de Nederlandse bevolking. Hiernaast zijn drie (quasi-)experimentele studies uitgevoerd onder respectievelijk brugklasleerlingen en studenten in het hoger onderwijs. Het proefschrift is verschenen bij Stichting Lezen en uitgeverij Eburon.

vrijdag 1 december 2023

De roman trekt in digitale tijd minder lezers, maar blijft menselijke uitingsvorm

Alle signalen voor het lezen staan op rood. Voor leeswetenschappers en leesbevorderaars zijn drie indicatoren van belang, en die laten elk een teruggang zien. Als het gaat om het leesgedrag, zijn Nederlanders sinds de jaren vijftig steeds minder tijd gaan besteden aan lezen. Binnen de generaties is de laatste jaren bovendien vooral de leestijd onder jongeren en jongvolwassenen gedaald. Kinderen en jongeren worden hiernaast steeds minder vaardig in lezen. De internationale onderzoeken PIRLS, onder basisscholieren, en PISA, onder middelbare scholieren, geven beide een verslechtering te zien ten opzichte van de voorgaande metingen. De schoolsluitingen tijdens de coronacrisis zijn hier voor middelbare scholieren nog niet in verwerkt: nieuwe PISA-cijfers verschijnen volgende week. Bij de leesmotivatie tot slot zien we eenzelfde beeld als voor de leesvaardigheid. Basis- en middelbare scholieren die nu op school zitten, ervaren minder plezier in lezen dan eerdere cohorten. Als kinderen ouder worden, krijgen ze bovendien steeds minder plezier in lezen.

Als het er met het leesgedrag, de leesvaardigheid en de leesmotivatie zo somber voor staat, zul je denken, is er ook weinig toekomst voor de roman en de literatuur. Juist deze genres stellen immers hoge eisen aan de taal- en leesvaardigheid. De romanschrijver maakt volop gebruik van weinig voorkomende woorden, zet metaforen en beeldspraak in, en speelt en experimenteert met taal. Het blijkt bovendien dat vooral het lezen van fictie bijdraagt aan de groei in leesvaardigheid - meer dan dat non-fictie, kranten en tijdschriften doen.

Waar komt deze teloorgang in geletterdheid nu vandaan, vraag je je mogelijk af. Dragen recente maatschappelijke ontwikkelingen niet juist de belofte in zich van een zich vermeerderende taal- en leesvaardigheid? Ik doel hierbij op de komst van de computer en het internet vanaf de jaren negentig. Informatie, taal, tekst en beeld kunnen sindsdien steeds meer open en vrij gedeeld worden. Naast een consument of lezer, zijn mensen ook uitgegroeid tot producent of schrijver. Maar het internet als voortgaande proeftuin en oefening in het gebruik van taal en lezen, heeft niet kunnen voorkomen dat de leesindicatoren dalen.

Het lijkt er eerder op dat de computer en het internet precies andersom hebben uitgepakt. De waarschuwingen, doembeelden en morele paniek vliegen ons de laatste jaren om de oren. De aandachtsspier verslapt bij veel mensen als ze online zijn. In de woorden van Nicolas Carr, schrijver van het boek Het ondiepe: Hoe onze hersenen omgaan met internet: "Ooit was ik een diepzeeduiker in een zee van woorden. Nu glijd ik over de oppervlakte als een jetskiër." Het surfen, scrollen en swipen zijn voor Carr en veel andere mensen dermate ingrijpend, dat het lezen van een roman bijna niet meer lukt. "Ted-talk-grootheid Johann Hari vindt het de schuld van Twitter en YouTube dat hij geen boek meer uit krijgt", kopt de Volkskrant boven een artikel over de auteur van het boek Gestolen aandacht.

Zonder concentratie, zo denken literatuurwetenschappers, ontstaat er ook geen transportatie. Dit is de ervaring, ook wel leesflow of immersie genoemd, waarbij de lezer gedurende een langere tijd achter elkaar lezen, als het ware de wereld van het boek binnenstapt, en de reële wereld om zich heen langzaam vergeet. Zonder transportatie ontstaan er ook geen diepgaand begrip en geen inlevingsvermogen. Het is vooral het lezen van fictie, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek, dat de empathie stuwt. Als de roman en de literatuur ten dode zijn opgeschreven, komt dus ook de vaardigheid om te kijken door de ogen van andere mensen op de helling te staan.

Maar heeft het internet per definitie een negatief effect op het diep lezen? Nee, het ligt gelukkig genuanceerder. Een blik op de feiten en cijfers geeft een gemengd beeld. Dit betreft zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het lezen door toedoen van het internet. Bij de kwantiteit gaat het om de hoeveelheid tijd. Mensen hebben in het digitale tijdperk de keuze uit een veelheid van media-activiteiten, waardoor de concurrentie hevig is. Dat hierdoor het ene medium het onderspit delft ten opzichte van het andere medium, is voor de wisselwerking tussen het boek en de televisie en tussen lezen en digitaal communiceren inderdaad aangetoond. Maar, zo blijkt, er zijn uitzonderingen. Sommige mensen gebruiken vele media naast elkaar, waardoor er voor hen veeleer sprake is van complementariteit.

Bij de kwaliteit gaat het om het proces, de ervaring en de opbrengst van het lezen. Dan wordt duidelijk dat al het schakelen tussen activiteiten op het internet, zoals van het lezen van een e-boek naar het plaatsen van een post op sociale media, overwegend negatieve effecten heeft. Dit taskswitchen maakt dat mensen langer doen over de taak en dat de verwerking en het begrip afnemen. Voor de roman en de literatuur betekent dit dat mensen een kleiner aantal boeken kunnen lezen en vooral, dat ze dit minder diepgaand doen. Maar, zo blijkt uit mijn eigen onderzoek, de wijze waarop het taskswitchen plaatsvindt maakt verschil. Als de verschillende activiteiten een inhoudelijke relatie hebben, is de uitkomst positief. Wie tijdens het lezen van een roman de betekenis opzoekt van een onbekend woord, of biografische informatie over de auteur, werkt juist aan het verrijken van de leeservaring.

Het internet en digitaal lezen kunnen dus ook voordelen met zich meebrengen. Deze kleine lichtpuntjes nemen niet weg dat, zolang mensen aan hun beeldscherm gekluisterd zitten, de ruimte en tijd voor de roman en de literatuur beperkt zijn. Dat vooral de jongere generaties intens gebruik maken van schermmedia, roept de vraag op of er over een jaar of dertig überhaupt nog lezers zijn.

In dit licht is de productie van boeken dan weer verrassend stabiel. Het aantal nieuwe oorspronkelijk Nederlandstalige werken ligt al een aantal jaren rond een jaarlijkse 7.000, terwijl het gaat om 4.000 vertalingen. Deze boeken vinden ook nog hun weg naar de koper. De afzet van boeken lag in 2022 op 43 miljoen exemplaren, nagenoeg evenveel als een jaar eerder. In andere landen, zoals Duitsland, Frankrijk, de Verenigde Staten en ook Vlaanderen, liepen de verkopen juist terug. Het aantal mensen in Nederland dat creatief schrijft, is de laatste jaren bovendien gegroeid, van 6 naar 9 procent van de bevolking. In het internettijdperk zijn we, al met al, boekenkopers en schrijvers die weinig lezen.

Maar ook voor het schrijven komt er concurrentie, en opnieuw is het een technologische ontwikkeling die hieraan ten grondslag ligt. Steeds meer boeken zijn geschreven met behulp van artificiële intelligentie (AI). Vaak vormt AI een aanvulling op het door een menselijke schrijver gemaakte boek. Leesmethodes voor het onderwijs gebruiken bijvoorbeeld spraakherkenningstechnologie die leerlingen helpt bij het hardop lezen. Dit is de kracht van AI: met data een model ontwikkelen en daarmee feedback geven. Veel minder vaardig is AI waar het taken betreft die vragen om creativiteit. De HEMA verkoopt sinds kort kinderpyjama's met AI-voorleesverhalen. Wie de QR-code scant en drie vragen beantwoordt, waaronder 'Waar speelt het verhaal zich af', hoort een door de computer geschreven en voorgedragen verhaal. Experimenten met Chat GPT om een verhaal of roman te schrijven, monden vooralsnog uit in werken die bol staan van de algemeenheden en clichés.

De ironie wil dat AI-boeken aanhaken op de trends die de leesindicatoren laten zien. Elke samenleving krijgt zo bezien de literatuur die het verdient. Want als het zo doorgaat, bereiken de komende generaties nog maximaal het niveau van leesvaardigheid om AI-boeken te kunnen lezen. Voor de roman en de literatuur, die vragen om complexiteit en originaliteit, is dit bepaald geen winst. Maar de gebrekkige creativiteit van AI-boeken heeft ook een andere kant: het illustreert dat de roman en de literatuur intrinsiek menselijke uitingsvormen zijn.

Deze lezing is uitgesproken op vrijdag 1 december in de Balie, tijdens een debatavond over de toekomst van de roman.

woensdag 1 november 2023

Veelheid van relatievormen is uiting van vrijheid

Lieke Knijnenburg plaatst in een webartikel op de Groene Amsterdammer (26-10-2023) vraagtekens bij het aura van vrijheid en vooruitstrevendheid rondom open relaties. Er is, zo suggereert zij, eerder sprake van een stap terug. De open relatie haakt aan bij een ongebreideld consumentisme, in dit geval van mensen, met als doel seks en intimiteit.

Veel argumenten van Knijnenburg zijn echter ook van toepassing op gesloten relaties. Niet alleen op datingsites voor polyamorie zijn mensen vooral op zoek naar vluchtige seks. Op Tinder is monogamie de impliciete norm, maar resulteert het merendeel van de matches in kortdurende seksuele contacten. Mensen kunnen in seriële monogamie, waarin liefdespartners elkaar opvolgen, ook een consumerende benadering hanteren. 

Knijnenburg schetst een schematisch beeld van motieven om te kiezen voor een open relatie. Deze zouden vooral gericht zijn op individualisme en behoeftebevrediging, en hiermee op het zelf. Maar veel mensen die voor gesloten relaties kiezen, doen dit ook uit egocentrische overwegingen. Omgekeerd kan een open relatie zijn ingegeven door zorg, liefde en toewijding voor de ander.

De beide perspectieven sluiten elkaar überhaupt niet uit. Het zorg dragen voor de ander is niet zelden een behoefte van het zelf, of dit nu is bij ziekte, gesprekken over het leven, en zelfs lichamelijke intimiteit. In dit geval ontstaat er een match, die niet zelden de basis vormt voor wederkerigheid: 'Jij zorgt voor mij, en ik zorg voor jou.' Dit is een dynamiek die zowel in open als gesloten relaties kan voorkomen.

Knijnenburg sluit af met een pleidooi voor het bedrijven van de liefde als spel, tegen heersende normen, en hiermee voor intiem verzet. Ze legt evenwel niet uit hoe open en gesloten relatievormen zich hiertoe verhouden. Dit open draadje past niet bij de stelligheid van het begin, en roept de vraag op of de huidige relatiecultuur niet juist aansluit op Knijnenburgs betoog. De vaste norm voor een relatie, heteromonogaam, heeft immers plaatsgemaakt voor variatie en verscheidenheid. De vorm hoeft dankzij deze keuzevrijheid niet langer te knellen. Mensen hebben de ruimte gekregen om te blijven spelen en zich intiem te verzetten. Ze kunnen spelenderwijs belanden in het hele spectrum van monogamie tot polyamorie.

Het consumentisme dat Knijnenburg signaleert, zal zich bij sommige mensen en sommige relaties voordoen, en bij andere niet. Een verband met het hebben van een of meerdere liefdespartners is onwaarschijnlijk.

zondag 19 maart 2023

Hayeks vrije markt is niet hetzelfde als neoliberalisme

Merijn Oudenampsen en Bram Mellink zetten Friedrich Hayek in hun voorwoord bij het boek De weg naar slavernij neer als wegbereider van het hedendaagse neoliberalisme. Dat dit niet hetzelfde is als de vrije markt, wordt duidelijk als je Hayek leest. Het neoliberalisme kenmerkt zich door machtsvergroting en belangenbescherming van grote bedrijven. Zij schakelen hiermee concurrentie uit en dicteren de planning van de economie. Hayek pleit juist voor concurrentie als grondbeginsel van de vrije markt, met een planning die voor iedereen beïnvloedbaar is.

In het hedendaags neoliberaal systeem wordt hier zelden aan voldaan. Dit komt mede door het gebrekkig functioneren van de democratie. De lobby heeft meer invloed op keuzes van politici dan de stem van de burger. Hierdoor kunnen grote bedrijven hun macht verder uitbreiden en hun belangen verder beschermen. In de naoorlogse tijd van Hayek kwam het dictaat van autoritaire overheden, vandaag de dag zijn dit de bedrijven.

Stel dat politici het concurrentiebeginsel uitwerken, dan zou dit volgens Hayek een decentrale planning faciliteren en hiermee een vrije markt creëren. Of dit leidt tot een systeem dat rechtvaardiger is dan de huidige wereld, is een open vraag. Maar anders dan Oudenampsen en Mellink suggereren, is het in elk geval niet eerder werkelijk geprobeerd.