dinsdag 4 augustus 2020

Autonomie kan verbinding ook stimuleren

Psycholoog Paul Verhaeghe zegt in Trouw (14-7) dat ‘we zo autonoom geworden zijn dat we de verbinding met de ander zijn kwijtgeraakt.’ Met deze uitspraak plaatst hij autonomie en verbinding tegenover elkaar. Meer autonomie betekent minder verbinding, en meer verbinding minder autonomie.

Deze tegenstelling is te begrijpen binnen een opvatting over verbinding vanuit macht, controle en afhankelijkheid, en hiermee vanuit voorwaardelijkheid. Meer autonomie voor de ander zorgt dan voor minder zeggenschap over de ander, en zodoende voor minder verbinding. Meer autonomie voor het zelf zorgt bovendien voor minder afhankelijkheid van de ander, en zodoende voor minder verbinding.

Wat nu als we uitgaan van een onvoorwaardelijke benadering? Hierbinnen kan autonomie de keuzes en mogelijkheden om met anderen te verbinden verruimen, en zodoende ook tot meer verbinding leiden.

Voorwaarden, en de hiërarchieën, regels en normen die er vaak uit voortvloeien, brengen veiligheid, maar niet zelden ook een naar binnen gerichte blik. Mensen die niet tot de eigen groep behoren, worden buitengesloten, vaak op basis van regels en normen die bepalen dat ze 'er niet bij horen'. Voorbeelden hiervan zijn monogamie, waarin de keus valt op een partner en andere potentiële partners worden uitgesloten, het onderwijs, als het uitsluitend kinderen selecteert met ouders met een hoger/theoretisch opleidingsniveau, en het nationalisme, waarin mensen met bepaalde kenmerken meer kans krijgen om tot burgers te worden gerekend dan mensen zonder deze kenmerken.

Autonomie kan helpen om dergelijke patronen te doorbreken, en openheid en nieuwsgierigheid naar de ander te stimuleren. Doordat regels en normen minder dwingend zijn, en de zeggenschap over de ander en de afhankelijkheid van de ander afnemen, groeit de ruimte waarbinnen het verbinden tot stand kan komen. Mensen die tot andere groepen behoren, en die beschikken over andere kenmerken, eigenschappen en voorkeuren, kunnen worden geïncludeerd. In een globaliserende, genetwerkte samenleving is een dergelijke benadering essentieel, mogelijk noodzakelijk, en vormt deze een krachtige basis.

Het is aan een ieder hoe hij of zij de autonomie aanwendt in het bewegen door de wereld. Voor sommige mensen zal dit leiden tot de keuze voor minder verbinding. Maar dit presenteren als een algemeenheid, zoals Verhaeghe doet, gaat voorbij aan de potentie om door middel van autonomie intenser en onvoorwaardelijker te verbinden met andere mensen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten