(Vorige versie dateert van 12/02/2021; eerste versie van 06/01/2021)
Hoe effectief zijn lockdowns om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan? Het NRC schreef begin januari in het artikel Negen maanden later, en we zijn terug bij af dat met de nieuwe lockdown in Nederland ‘moest worden teruggegrepen op het enige middel waarvan we sinds maart weten dat het werkt’. Het RIVM meldde in de week die volgde dat overtuigende effecten van de huidige lockdown uitblijven: noch het aantal besmettingen noch het aantal ziekenhuisopnames was teruggelopen sinds de intensivering van de maatregelen half december. De belasting van de ziekenhuizen blijft hoog.
Om de effecten van lockdowns in kaart te brengen, is daarom naast virologisch ook sociaal-psychologisch wetenschappelijk onderzoek behoeftigd. Dan blijkt dat de lockdown een menselijk experiment is van een enorme omvang, maar met een vrij geringe wetenschappelijke onderbouwing. De studies die sinds de komst van het coronavirus zijn uitgevoerd, werken namelijk niet met een ontwerp waarin een experimentgroep (wel een lockdown) met een controlegroep (geen lockdown) wordt vergeleken: de meest zuivere manier om een effect in kaart te brengen. Dit kan ook nauwelijks, want overal ter wereld wordt tegen Covid-19 min of meer hetzelfde middel toegepast.
Het onderzoek dat beschikbaar is kan, op basis van datasets die vaak meerdere landen omspannen, hoogstens verbanden aantonen. Wat laten de resultaten zien? Lockdowns werken waar het de relatie betreft met het aantal Covid-besmettingen: dit daalt over het algemeen. In het bijzonder het beperken van groepsbijeenkomsten, het sluiten van onderwijsinstellingen, en het sluiten van winkels met veelvuldige face-to-face contacten blijken effect te sorteren (Haug et al., 2020; Brauner et al., 2020; Flaxman et al., 2020; Islam et al., 2020; Alfano & Ercolano, 2020).
Dit impliceert dat het gewenst is om bij een pandemie de maatschappij in sterke mate stil te leggen. Tegelijkertijd zijn er ook studies die geen effecten laten zien van een lockdown, of geringe verschillen met interventies met minder vergaande maatschappelijke gevolgen. Zo houdt het instellen van een lockdown geen verband met het aantal overledenen aan Covid, evenmin als grootschalig testen dit doet (Chaudhry et al., 2020; Bjørnskov, 2020; DeLarochelambert et al., 2020). Hiernaast blijkt het gebruik van social distancing en medische mondmaskers effectiever dan het doorvoeren van een lockdown en schoolsluitingen (Li, Jarvis & Minhas, 2020; Viner et al., 2020). Tot slot kennen lichte, milde maatregelen eenzelfde gunstige uitwerking als een harde, strenge lockdown. Het gaat dan om het stimuleren van fysiek afstand houden en thuis werken tegenover het sluiten van winkels en het verplichten tot thuisblijven (Haug et al., 2020; Bendavid et al., 2021; Koh, Naing & Wong, 2020).
Bovendien zijn er studies waaruit blijkt dat de daling in besmettingen reeds was begonnen voordat de lockdown van start ging (Wood, 2020; Kuhbandner & Homburg, 2020; Wieland, 2020; Chin et al., 2020). Gegevens van het RIVM (2021) over de recente situatie in Nederland lijken hier ook op te duiden: de R, die het reproductiegetal van het virus aangeeft, was al aan het dalen voordat de lockdown op 15 december begon. Dit roept de vraag op hoe groot de toegevoegde waarde van de intensivering van de lockdown is.
Lockdowns zijn, op basis van de verschillende studies, ten hoogste enigszins effectief te noemen. Bovendien zou het kunnen dat een lockdown, of een intensivering ervan zoals een avondklok, hoofdzakelijk werkt op de korte termijn. In de eerste weken nadat de lockdown is ingegaan daalt dan het aantal besmettingen, waarna er een stabilisatie of groei optreedt. De stijging van de R in Nederland vanaf begin november, twee-en-een-halve week na de start van de gedeeltelijke lockdown op 14 oktober, zou op een dergelijk uitdovend effect kunnen duiden.
Bovendien sorteren veel maatregelen waarschijnlijk ook averechtse gevolgen. De horeca-sluitingen en avondklok creëren schaarste aangaande de plaatsen en tijden waarop mensen elkaar kunnen ontmoeten. Dit zorgt er bij een deel van de mensen voor dat ze het aantal contacten reduceren. Een ander deel kiest ervoor om naar alternatieven te zoeken. Hierdoor ontstaat er op sommige plaatsen en tijden, zoals de natuurgebieden dit najaar, een topdrukte, en raken thuisafspraken met slaappartijtjes bijzonder in zwang. Een ander voorbeeld betreft de rijen voor de winkels op de maandag voor de intensivering van de lockdown in december. Deze illustreren dat een voorspelde schaarste in de komende weken voor overdaad kan zorgen op de voorafgaande dag. Het virus wordt dientengevolge zowel teruggedrongen als dat het nieuwe kansen krijgt om zich te verspreiden: het is de vraag hoe groot het netto-effect is van de maatregelen.
De RIVM-modellen met doorberekeningen kunnen voor veel variabelen voorspellingen doen. Tegelijkertijd is het waarschijnlijk onmogelijk om elk gevolg van een maatregel voor het menselijk gedrag in kaart te brengen. Dit maakt de waarde van deze, op wetenschappelijke technieken gebaseerde, modellen beperkt. Het roept de vraag op hoe prettig en wenselijk het is dat de politiek zich in de Covid-crisis in de huidige sterke mate door de wetenschap laat leiden. Met de invloed en macht die het Outbreak Management Team, dat bestaat uit virologen en geneeskundigen, heeft verkregen, begint Nederland op een technocratie te lijken.
Naast de vraagtekens bij de effectiviteit van lockdowns op de virusverspreiding, komt dat er allerlei negatieve gevolgen zijn op andere indicatoren. Hierbij gaat het om bijvoorbeeld ondervoeding, armoede en werkloosheid, onrust en stress en allerlei onvervulde behoeften, zoals menselijk en lichamelijk contact. Voor zich ontwikkelende landen, zoals Chili, Pakistan en Afrikaanse landen, bestaan er aanwijzingen dat de voordelen van een lockdown het wat dit betreft afleggen tegen de nadelen (Nabi & Robiul, 2020; Mukiibi, 2020).
Maar ook in de westerse wereld zijn er omvangrijke negatieve gevolgen. Bij veel mensen daalt het emotionele en mentale welzijn tijdens een lockdown. Hoe strenger en beperkender de maatregelen zijn die overheden nemen, hoe sterker het geluksniveau terugloopt (Greyling, Rossouw & Adhikari, 2020). Ouders ervaren hogere stressniveaus, in het bijzonder als zij de zorg dragen voor jongere kinderen en weinig ondersteuning krijgen van andere mensen (Mariani et al., 2020; Mazza et al., 2020).
Thuisisolatie, vrijwel altijd een onderdeel van een lockdown, beïnvloedt eveneens de stemming en de gevoelswereld. Kinderen in quarantaine ervaren emoties zoals irritatie en angst, en hebben moeite om zich te concentreren (Memon et al., 2020). Tevens missen ze het contact met leeftijdsgenoten en voelen ze zich eenzaam, wat zich uit in depressieve symptomen die langdurig kunnen aanblijven (Loades et al., 2020). Sommige kinderen ervaren klachten die dermate ernstig zijn dat ze zich melden bij de geestelijke gezondheidszorg. Naast de ziekenhuizen hebben hierdoor ook centra voor kinder- en jeugdpsychiatrie te maken met een hoge belasting.
Op basis van de genoemde wetenschappelijke bronnen ligt een ander beleid, dat sterker neigt naar wendbaarheid en flexibiliteit, op dit moment voor de hand. De basis-preventie, zoals het aantal sociale contacten reduceren, zoveel mogelijk anderhalve meter afstand houden, bij voorkeur vanuit huis werken en thuis blijven bij symptomen die kunnen duiden op Covid, kan hierin het uitgangspunt vormen. Deze preventie kan worden aangevuld met adviezen over het onderhouden van de gezondheid en het immuunsysteem middels voeding, lichaamsbeweging en vitamines. Er zijn aanwijzingen dat het gebruik van vitamine D kan helpen om ernstige Covid te verzachten of voorkomen (Teshome et al., 2021; Martineau & Forouhi, 2020; Martineau et al., 2017; @ Covid Analysis, 2021).
De overheid kan deze informatie in het bijzonder bij kwetsbare groepen, zoals oudere mensen, mensen met een zwaar lichaamsgewicht en mensen met onderliggende aandoeningen zoals suikerziekte en astma, onder de aandacht brengen. Het overige deel van de bevolking wordt gevraagd de preventie in het bijzonder na te leven in mogelijke contacten met deze kwetsbare mensen.
De scholen, winkels, horeca, culturele instellingen, sportscholen, kappers en andere dienstverleners kunnen in dit scenario weer van start. Zij faciliteren bezoekers, naar het prettige en wenselijke voorbeeld van culturele instellingen in de zomer van 2020, door omstandigheden te creëren die het mogelijk maken de basis-preventie na te leven. Dit betekent waarschijnlijk dat zij, net als in de zomer, minder bezoekers kunnen toelaten dan anders.
Deze benadering houdt rekening met individuele verschillen tussen mensen door precisie en maatwerk te brengen, in plaats van dat maatregelen over de hele bevolking op eenzelfde manier worden uitgerold. Hiernaast krijgen mensen de ruimte om in het moment met elkaar af te stemmen over hoe ze met de basis-preventie willen en kunnen omgaan. Jongere mensen, die weinig risico lopen op ernstige Covid, kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om elkaar een knuffel te geven, terwijl een bezoek aan een ouder iemand gepaard kan gaan met aandachtig anderhalve meter afstand houden. Het gevolg van deze afstemming is dat mensen in minder sterke mate worden afgesneden van andere levensbehoeften, zoals cultuur, onderwijs en lichamelijk contact, en dat de schade die hierdoor ontstaat wordt ingeperkt.
Dit beleid vormt niet de zoveelste intensivering in strengheid, de weg die het kabinet deze winter bewandelt en die weinig vruchtbaar blijkt, als wel in de eigen verantwoordelijkheid waarmee het in maart 2020 allemaal begon. Een eigen verantwoordelijkheid die, door mee te bewegen en af te stemmen, de behoefte van het zelf en de ander includeert, en hiermee ook rekening houdt met het collectief. Het beleid kan bovendien helpen om een andere, meer afgewogen balans te vinden tussen gezondsheidspreventie en veiligheid aan de ene kant, en bewegingsruimte en vrijheid aan de andere kant.
Voetnoot: de meeste studies waarnaar in dit artikel verwezen wordt zijn gevonden via Semantic Scholar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten